Vakoverschrijdende eindtermen ICT - Schoolbeleidsplan KW IBIS

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Vakoverschrijdende eindtermen ICT

Secundair Onderwijs > Pedagogisch-didactisch > ICT




1. Algemeen


Vanaf 1 september 2007 zijn er nieuwe vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen ICT in voege. Deze bieden een antwoord op de uitdagingen van de kennismaatschappij. Ze schetsen de contouren van wat van de onderwijsinstellingen wordt verwacht op vlak van ICT. Dit zorgt niet voor een uniformisering van wat er in scholen zal gebeuren met ICT. Het is aan de onderwijsinstellingen om ICT een plaats te geven die kadert binnen de eigen visie op goed onderwijs, zoals vastgelegd in haar schoolwerkplan en het pedagogisch project. De integratie van ICT is niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele leraar, maar van het hele schoolteam. Een strategische en planmatige aanpak van het ICT-beleid zorgt voor een geleidelijke en doelmatige integratie van ICT doorheen de basisvorming.

Het onderwijs moet bovendien competenties aanreiken die de lerende in staat stelt om in de toekomst en buiten de onderwijsinstellingen bepaalde taken op een effectieve manier uit te voeren aan de hand van ICT. Onderliggend bevindt zich een aantal complexe (metacognitieve) vaardigheden en attituden, zoals het ontwikkelen van een positieve ingesteldheid ten aanzien van ICT, de bereidheid ICT te integreren voor het oplossen van een probleem, een kritisch en bewust standpunt innemen ten aanzien van ICT als maatschappelijk fenomeen, enz. Het geleidelijk ontwikkelen van deze vaardigheden van een hogere orde stelt de lerende in staat deze te transfereren naar situaties buiten de formele leercontext. De lerende wordt met andere woorden voorbereid om zich te handhaven in een wereld die meer en meer wordt overspoeld door ICT-toepassingen.

ICT-competentie kunnen wij omschrijven als de capaciteit om op een creatieve wijze ICT-kennis, -inzicht, -vaardigheden en -attitudes te benutten, in functie van de concrete, dagelijkse en veranderende leer- en werksituatie en in functie van de persoonlijke ontwikkeling en de maatschappelijke participatie. Welke zijn nu die ICT-competenties waarover elke leerling, cursist en student over moet beschikken?

De voor het secundair onderwijs ontwikkelde leergebied- resp. vakoverschrijdende ICT-eindtermen zijn:

  • De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

  • De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.

  • De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving.

  • De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.

  • De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.

  • De leerlingen kunnen met behulp van ICT digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren.

  • De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.

  • De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.

  • De leerlingen kunnen afhankelijk van het te bereiken doel adequaat kiezen uit verschillende ICT-toepassingen.

  • De leerlingen zijn bereid hun handelen bij te sturen na reflectie over hun eigen en elkaars ICT-gebruik.



2. Waarom vakoverschrijdende en geen vakgebonden eindtermen voor ICT?

Met de keuze voor leergebied-/vakoverschrijdende eindtermen is het zeker niet de bedoeling om een apart vak te maken in de basisvorming. ICT biedt immers kansen binnen alle vakken en leergebieden. Door ICT te gebruiken in diverse contexten wordt de transfer en de wendbaarheid van de geleerde vaardigheden bevorderd. De eindtermen/ ontwikkelingsdoelen doen echter geen uitspraak over hoe en in welke vakken of leergebieden ICT moet geïntegreerd worden. Het is aan de school om daar afspraken rond te maken. Een strategische en planmatige aanpak van het ICT-beleid zorgt voor een geleidelijke en doelmatige integratie van ICT in het onderwijsaanbod.
Vanaf de tweede graad van het secundair onderwijs wordt het ICT-gebruik meer gespecificeerd naargelang het vak, de onderwijsvorm en het onderwijsniveau. De vakspecifieke eindtermen voor de 2e en derde graad bevatten reeds specifieke ICT-elementen.

3. Toelichting bij de ICT -eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs en voor de eerste graad van het secundair onderwijs

Eindterm 1
De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

Toelichting:
Naast het ontwikkelen van een positieve houding ten aanzien van ICT, wordt ook de bereidheid om ICT te gebruiken als middel om te leren, aangescherpt. ICT kan immers behalve een aanvullende rol, ook een remediërende en compenserende rol vervullen.
Zoals reeds aangegeven in de visietekst speelt het ICT-gebruik op school een compenserende rol voor mensen met een beperking. Dat geldt evenzeer voor diegenen die thuis niet de mogelijkheden hebben om met ICT te leren omgaan. Maar ook moet ICT op school een compensatie bieden voor vaardigheden en attitudes die bij thuisgebruik niet of veel minder worden verworven.


Eindterm 2
De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.

Toelichting

Met ‘veilig’ wordt bedoeld dat leerlingen alert zijn voor ondermeer schadelijke of discriminerende inhouden en voor het bestaan van virussen, spam en pop-ups. Ze geven geen persoonlijke en vertrouwelijke informatie door aan onbekenden. Ze kweken de reflex aan om dubieuze berichten en ongewone inhouden te signaleren.
Bij ‘verantwoord gebruik’ wordt bijvoorbeeld gedacht aan de zorg voor apparatuur en software. Dat houdt ondermeer in dat leerlingen rekening houden met de financiële en ecologische aspecten van ICT-gebruik: zij printen bv. niet elk document uit en respecteren de afspraken over downloaden en kopiëren.
Verantwoord gebruik heeft ook ethisch-sociale aspecten. Leerlingen gebruiken ICT niet om anderen lastig te vallen en te pesten. Ze hebben respect voor de intellectuele eigendom van anderen bij het gebruik van informatie en software. Er is ook de zorg voor zichzelf: de leerlingen werken op een ergonomisch verantwoorde manier met de computer.
‘Doelmatigheid’ heeft te maken met zich afvragen of de middelen in verhouding staan tot het doel. Leerlingen leren hun ICT-gebruik kritisch te overdenken. Zij houden bij het werken met ICT steeds hun doel voor ogen. Ze gebruiken ICT enkel waar dat zinvol is, ze proberen bv. de duur van hun ICT- gebruik realistisch in te schatten en te bewaken.


Eindterm 3
De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving.

Toelichting

Nadat kinderen en jongeren nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen. De computer kan daarvoor een nuttig hulpmiddel zijn. Wij denken bijvoorbeeld aan de wijd verspreide oefenprogramma’s.

De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan onder meer bestaan uit: variatie (in oefenvormen, het inspelen op verschillende leerstijlen..), differentiatie (op het vlak van tempo en niveau), geïndividualiseerde feedback of tijdswinst bij de evaluatie.


Eindterm 4
De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.

Toelichting

Met zelfstandig leren wordt bedoeld dat de leerlingen nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de computer als het ware de rol van de leerkracht overneemt. Een voorbeeld is de werkvorm waarbij de leerling stapsgewijze geleid wordt naar de sites waar informatie te vinden is, en door gerichte opdrachten die informatie moet verwerken. Ook kunnen de leerlingen bv. een simulatie uitvoeren aan de hand van een voor hen geschikt educatief programma en daar conclusies uit trekken. In het secundair onderwijs gebruiken steeds meer scholen een open leercentrum om leerlingen zelfstandig te leren werken. Ook voor leerlingen met lage cognitieve mogelijkheden worden programma’s ontworpen.


Eindterm 5
De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.

Toelichting

ICT kan het creëren faciliteren. Dat betekent dat zij creatief kunnen omgaan met beelden, woorden, eventueel klank. Wij denken aan het maken van een attractieve affiche met woord en beeld, een menukaart, het illustreren van een zelfgemaakte tekst, het maken een elektronische ‘collage’, het gebruik van digitale fotografie. De leerlingen kunnen daarbij gebruik maken van de elementaire mogelijkheden die allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden. Door het aanwenden van ICT krijgen leerlingen bijkomende kansen om hun ideeën te verwezenlijken.


Eindterm 6
De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren. (Enkel basisonderwijs)
De leerlingen kunnen met behulp van ICT digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren. (Enkel eerste graad SO en BuSO.)

Toelichting

Het zoeken van informatie situeert zich hier gedeeltelijk in de ‘elektronische bibliotheek’ die ter beschikking staat op cd-roms, de schoolserver of op het internet. Wij denken aan elektronische encyclopedieën, vertaalwoordenboeken, educatieve cd-roms met tekst, beeld, geluid, animatie … en uiteraard webpagina’s. Net zoals de leerlingen vooral hun gading zullen vinden in het op hen gerichte deel van de echte bibliotheek, kan de leerkracht hier een ‘platform’ afbakenen met enkel voor hen geschikte of specifiek op hen gerichte informatie. Hij kan de leerlingen ook laten werken met speciaal voor het onderwijs ontworpen zoekrobots.

Met het verwerken van informatie bedoelen wij bijvoorbeeld dat zij uitmaken wat er interessant is in het kader van hun doel of opdracht; dat zij deze informatie gebruiken om oplossingen te geven voor een vraag of een opdracht; dat zij deze informatie ordenen om ze nadien te kunnen voorstellen aan anderen en dat zij de informatie representeren onder een andere vorm, zoals een grafiek, een schema, een affiche... In de eerste graad van het secundair onderwijs denken we ook aan het representeren en groeperen van cijfergegevens in tabelvorm (rekenblad).

Het begrip digitale informatie dient ruim geïnterpreteerd en omvat ook het omzetten van informatie naar een elektronische drager, bv. het gebruik van foto’s of krantenartikels die men eerst ingescand heeft.

De reikwijdte van deze eindterm wordt qua inhoud beperkt door de context van de leerinhouden van het betreffende niveau, qua moeilijkheid door eindtermen/ ontwikkelingsdoelen die deze contexten aflijnen. Bijvoorbeeld voor informatieverwerken gelden hier ook de beperkingen in het basisonderwijs inzake verwerkingsniveau, afstandsniveau en tekstsoorten die de eindtermen/ontwikkelingsdoelen voor lezen vastleggen. Voor de eerste graad beperken de eindtermen de gebruikte teksten niet meer als ‘voor hen bestemd’. Dat betekent dat deze eindterm daar ook inhoudt dat leerlingen geleidelijk criteria leren hanteren om een digitale bron op haar inhoudelijke kwaliteit te beoordelen.


Eindterm 7

De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.

Toelichting

Het gaat hier om het proces van het voorstellen op zich: leerlingen die, alleen of in samenwerking met anderen, in staat zijn om informatie aan anderen mee te delen of te tonen met ondersteuning van multimedia, bijvoorbeeld een leerling vertelt in de kring op maandagmorgen iets over het voorbije weekend, daarbij ondersteund door een paar elektronische foto’s. Een leerling uit de derde graad geeft een ‘spreekbeurt’. Hij gebruikt daarbij ook bewegende elektronische beelden. Een leerling uit opleidingsvorm 3 gebruikt digitale foto’s om een sfeerbeeld te brengen over zijn stage.
Het genereren van die te presenteren info zit vervat onder eindterm 5 namelijk onder de term ‘verwerken’ of onder eindterm 4 ‘creatief vormgeven’. Bijgevolg gaat het hier over het voorstellen op zich, niet over het ‘maken van een presentatie’.


Eindterm 8
De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.

Toelichting

Met communiceren bedoelen wij hier dat leerlingen de faciliteiten die ICT biedt, kunnen gebruiken om informatie (onder de vorm van woord, beeld, klank) te geven of te vragen aan derden. Daarbij denken wij aan mogelijkheden die een bijdrage kunnen leveren aan het leerproces, zoals afspraken maken via e-mail of SMS, elektronische documenten meesturen met een e-mailbericht, contacten leggen en informatie verzamelen voor een studiebezoek, live chatten met leerlingen van een andere school, gebruiken van internetfora, blogging, enz.

De toevoegingen ‘veilig, verantwoord’, focussen op de elementaire regels en omgangsvormen voor ICT-communicatie. De leerlingen leren onder meer omgaan met de conventies en regels die op het net gelden, soms netetiquette genoemd.

Met ‘doelmatig’ wordt bedoeld dat leerlingen zich afvragen wat het beste communicatiemiddel is, in functie van hun doel.

Het is aan de scholen om te oordelen welke de meest gangbare communicatiemiddelen en - applicaties zijn (of worden in de toekomst).

Ook voor leerlingen met een verstandelijke beperking bestaan er specifieke ICT-hulpmiddelen voor communicatie.


Eindterm 9
De leerlingen kunnen afhankelijk van het te bereiken doel adequaat kiezen uit verschillende ICT-toepassingen. (Enkel eerste graad SO en BuSO.)

Toelichting

Niemand zal ooit 100% ICT-competent zijn. Maar als men zich afvraagt wat de kenmerken zijn van een ICT-competent iemand, dan komt men bij iemand die in staat blijkt om bij elk probleem of doel keuzes te maken uit een breed scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al of niet elektronisch. Een één-op-één benadering in het onderwijs, waarbij men uitgaat van één programma voor één doel, staat daar haaks op. Vandaar dat het belangrijk is dat leerlingen ontdekken dat er meerdere middelen zijn om bv. tekst, foto’s, grafieken te bewerken (ook open software), berekeningen te maken, een voorstelling te ondersteunen, een route naar de stageplaats uit te stippelen … Deze keuzes moeten adequaat gebeuren.

Dat geldt niet enkel voor software, maar evenzeer voor het gebruik van communicatiemiddelen. Zoals hierboven reeds aangegeven kiezen ze op basis van hun kennis en ervaring van de kenmerken ervan (vb. snelheid, kostprijs, gebruiksgemak), voor het communicatiemiddel dat het best aansluit bij hun doel.


Eindterm 10
De leerlingen zijn bereid hun handelen bij te sturen na reflectie over hun eigen en elkaars ICT-gebruik.

Toelichting

Het reflecteren is een gevolg van adequaat leren kiezen. Door te reflecteren op de gebruikte middelen, en de bekomen resultaten te vergelijken, leren de leerlingen de verschillende eigenschappen, voor- en nadelen van de aangewende middelen, programma’s, applicaties. Daarom is dit ook een ICT-competentie.
Het is dus nuttig om leerlingen, probleemoplossend, met verschillende middelen te laten experimenteren. Daarna kunnen de producten en de processen met elkaar vergeleken worden. Deze werkwijze zal hen ervaring opleveren waarvan ze bij een volgende opdracht profijt kunnen halen.


Bron

Website van het  Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming - Informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs - http://www.ond.vlaanderen.be/ict

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu